Fauna van natuurgebieden op land, 1990-2022

De diersoorten die kenmerkend zijn voor terrestrische natuurgebieden (bos, heide en hoogveen, duin, (half)natuurlijke graslanden) zijn sinds 1990 afgenomen.

Trend fauna terrestrische natuurgebieden

Kenmerkende soorten zoog­dieren, broedvogels, reptielen, libellen en vlinders van terrestrische natuurgebieden zijn sinds 1990 gemiddeld afgenomen. Van de 103 soorten die opgenomen zijn in deze indicator zijn er 37 vooruitgaan en 54 achteruit. 

Typen natuurgebieden

De typen natuurgebieden waarvan de kenmerkende soorten zijn opgenomen in deze indicator zijn bos, hei, hoogveen, duin en extensief beheerde graslanden. Er is een groot verschil tussen de ontwikkelingen in bossen en die in open natuurgebieden. In de bossen is de trend sinds 1990 stabiel, maar de laatste 12 jaar is een matige toename waar te nemen. In de open natuurgebieden is juist sprake van een afname van 50 procent.

De trend van fauna in terrestrische natuurgebieden geeft een beeld dat consistent is met de Rode Lijst Indicator van landfauna.

Ontwikkelingen natuurgebieden

De afname in open natuurgebieden komt met name doordat soorten van open natuurgebieden last hebben van het dichtgroeien met grassen en struiken. Soorten gebonden aan jonge successiestadia of heel open gebied, zoals tapuit, verliezen daardoor leefgebied. Dit proces wordt versneld door een te hoge stikstofdepositie. Daarnaast speelt ook verdroging, verminderde dynamiek en een te klein oppervlak leefgebied een rol waardoor sommige karakteristieke soorten zijn afgenomen. Klimaatverandering, natuurherstel en natuurontwikkeling zijn mogelijk oorzaken voor de toename van sommige soorten.

Deze indicator is afkomstig van het Compendium voor de Leefomgeving (CLO). Voor de volledige indicator en eventueel een actuelere versie kunt u deze indicator in het CLO bezoeken.