Windvermogen in Nederland, 1990-2022
De capaciteit van de windmolens nam in 2022 toe met 14 procent. Op land nam de capaciteit in 2022 met 19 procent toe, op zee met 4 procent.
Windvermogen in 2022 gegroeid
De capaciteit van de Nederlandse windmolens was eind 2022 8,8 duizend megawatt. Dit is 14 procent meer dan de capaciteit eind 2021. De groei is voornamelijk te danken aan de toename van capaciteit op het land. De capaciteit op het land groeide van 5214 tot 6185 megawatt. Op zee is er 110 megawatt bijgekomen, het vermogen was eind 2022 gelijk aan 2570 megawatt.
In Flevoland staan de meeste windmolens
Bij de verdeling van de windmolens over het land valt op dat de meeste windmolens in de kustprovincies staan. Dat is niet verwonderlijk, gezien het grotere windaanbod. Bij de plaatsing van de windmolens is het windaanbod echter niet de enige factor. Ook de beleving over de inpasbaarheid in het landschap speelt een belangrijke rol. Dat verklaart waarom in Flevoland de meeste windmolens staan, ondanks dat Flevoland niet de meest gunstige windcondities heeft (Geertsema en van den Brink, 2014).
Toekomstplannen wind op land
In 2020 wilde het Rijk 6 duizend megawatt aan opgesteld windvermogen op land hebben gerealiseerd (EL&I, 2011). Dit is inclusief de bestaande windturbines. In juni 2013 hebben de provincies afgesproken hoe ze deze 6 duizend megawatt onderling gaan verdelen. De voortgang wordt door RVO jaarlijks samengevat in de Monitor Wind op Land (RVO, 2023). De doelstelling is eind 2022 behaald.
Gerealiseerde windenergie draagt tevens bij aan het in het Klimaatakkoord vastgestelde doel om in 2030 tenminste 35 miljard kilowattuur duurzame elektriciteit op land (wind en grootschalige zonne-energie-installaties > 15 kilowatt) te realiseren (PBL, 2023). In de Regionale Energiestrategie (RES) wordt het regionale aandeel voor de landelijke opgave zo concreet mogelijk uitgewerkt. Gemeenten, provincies en waterschappen stellen deze RES-en op.
Wind op zee
In 2006 is het eerste windpark op zee, Egmond aan Zee, in gebruik genomen (108 megawatt). In 2008 werd het windpark Prinses Amalia (120 megawatt) in gebruik genomen, in 2015 Luchterduinen (129 megawatt) en in 2016 Gemini (600 megawatt). In 2020 is het windpark Borssele (752 megawatt) in gebruik genomen.
De windmolens op zee produceren meer elektriciteit per eenheid vermogen dan de windmolens op land. Daar staat tegenover dat windmolens op zee duurder zijn. Per saldo was elektriciteit uit wind op zee lange tijd een stuk duurder dan wind op land (Lensink, 2013). De laatste jaren is hier echter verandering in gekomen: in 2018 en 2019 werden de vergunningen verleend voor de bouw van het eerste subsidieloze windpark op zee, Hollandse Kust Zuid. De eerste molens in dit park zijn in 2022 in gebruik genomen.
Eind 2022 stond er in totaal 2,6 gigawatt aan windmolens op zee. Alle parken op zee tezamen produceerden in 2022 39 procent van alle windenergie.
Toekomstplannen wind op zee
In het Energieakkoord (SER, 2013) is een doelstelling voor wind op zee afgesproken: namelijk 4,5 gigawatt totaal in 2023. In juni 2022 heeft het kabinet aangegeven 21 gigawatt opgesteld vermogen van windmolens op zee te willen realiseren rond 2030. Hiermee kan ongeveer 75 procent van het huidige elektriciteitsverbruik van Nederland gedekt worden.
In 2023 zijn er drie windparken op zee in aanbouw: Hollandse Kust Zuid (1,5 gigawatt), Hollandse Kust Noord (0,7 gigawatt) en Hollandse Kust West (1,4 gigawatt). Meer informatie over ontwikkelingen rondom windenergie op zee is te vinden op het Noordzeeloket.
Gegevens over windenergie zijn genormaliseerd
De weergegeven ontwikkeling is op basis van genormaliseerde cijfers. De productie van windenergie is afhankelijk van het aanbod van wind. Op jaarbasis kunnen er flinke fluctuaties zijn. Deze fluctuaties verminderen het zicht op structurele ontwikkelingen. Om deze fluctuaties uit te filteren, zijn normalisatieprocedures gedefinieerd voor elektriciteit uit windenergie.
Voor meer informatie zie Hernieuwbare Energie in Nederland 2022; Windenergie (CBS, 2023a).
Bronnen
- CBS (2023a). Hernieuwbare energie in Nederland 2022. CBS, Den Haag/Heerlen.
- CBS (2023b). StatLine: Windenergie op land; productie en capaciteit per provincie. CBS, Den Haag/Heerlen.
- CBS (2024). StatLine: Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen. CBS, Den Haag/Heerlen.
- EL&I (2011). Energierapport 2011. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, Den Haag.
- Geertsema, G.T. en van den Brink, H.W. (2014). Windkaart van Nederland op 100 m hoogte. Technisch rapport; TR-351, KNMI, De Bilt.
- Lensink, S.M., et al. (2013). Eindadvies basisbedragen SDE+ 2014. ECN en KEMA, ECN-E--13-050. ECN, Petten.
- PBL (2023). Monitor RES 2023. Een voortgangsanalyse van de Regionale Energie Strategieën. Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
- Rijksoverheid (2022). Planning windenergie op zee 2030 gereed | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl. Rijksoverheid.
- RVO (2023). Monitor Wind op Land 2022. Tiende editie. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
- SER (2013). Het Energieakkoord voor duurzame groei. Sociaal-Economische Raad, Den Haag.
Relevante informatie
Meer informatie over hernieuwbare energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS en in Hernieuwbare energie in Nederland 2022 (CBS, 2023a).
Deze indicator is afkomstig van het Compendium voor de Leefomgeving (CLO). Voor de volledige indicator en eventueel een actuelere versie kunt u deze indicator in het CLO bezoeken.