Trend van vogels in stedelijk gebied, 2007-2023
De gezamenlijke trend van 83 voorkomende vogelsoorten in stedelijk gebied daalt licht. De daling betreft vooral soorten van parken, struwelen en open groen. Watervogels en de slechtvalk gaan juist vooruit.
Vogels in stedelijk gebied
Ook steden, plaatsen en dorpen zijn voor veel soorten vogels van belang als leefgebied. Van de 83 soorten die sinds 2007 door middel van een speciaal meetnet (MUS – Meetnet Urbane Soorten, Sovon Vogelonderzoek Nederland) representatief worden gevolgd in de stedelijk gebied van Nederland, gaan er meer soorten in aantal achteruit dan dat er vooruit gaan.
Het bebouwd terrein besloeg in 2017 bijna 15% van het totale landareaal. In dit dynamische gebied zijn veel verschillende biotopen waar vogels en andere soorten gebruik van kunnen maken. Met name de soorten kenmerkend voor de drie leefomgevingen park/bos, struwelen en open groen/weiden gaan achteruit. Van de 30 soorten van park/bos nemen er acht toe en 15 af. Bij de 13 soorten van struwelen neemt er één toe en nemen er negen af. Bij de 11 soorten van open groen neemt er eveneens één toe en nemen er zes af.
Als de slechtvalk buiten beschouwing wordt gelaten, gaat ook de groep soorten die als meest kenmerkend voor het stedelijk gebied beschouwd kan worden, achteruit. Dit betreft acht soorten waaronder huismus, spreeuw, zwarte roodstaart en gierzwaluw die vaak of meestal in gebouwen broeden. De slechtvalk neemt als enige in deze groep toe en zelfs zo sterk dat deze soort op de trend van de soortgroep een dominante invloed heeft. De toename van deze soort is een historisch herstel uit een diep dal van vervolging en vergiftiging. Het herstel heeft een vlucht genomen door het plaatsen van speciale nestkasten op hoge gebouwen. Drie soorten in deze groep nemen af.
De enige soortgroep die echt toeneemt binnen de stad betreft water- en moerasvogels. Het gaat hier om 21 soorten die mede door ontwikkelingen in het buitengebied steeds meer het stedelijk gebied zijn ingetrokken en waarvoor de stad vanwege singels, grachten, vijvers en ook nieuwe waterpartijen voor recreatie en waterberging, mogelijkheden biedt. Tot deze groep behoren bijvoorbeeld soorten als krakeend en grauwe gans die landelijk in het buitengebied een sterke toename hebben laten zien. In totaal nemen negen soorten binnen deze groep in aantal toe en nemen er vijf af. Een bijzonder fenomeen is de kolonisatie van de stad door grote aantallen kleine mantelmeeuwen en zilvermeeuwen, waarvan kolonies aan de kust te lijden hebben van predatie door vossen en verstoring door mensen. Als alternatief hebben de vogels veilige broedlocaties op daken in steden gevonden, tot ver in het binnenland.
Trends in bebouwd gebied verder terug in de tijd
Voor een aantal soorten is ook informatie over de aantalsontwikkeling beschikbaar verder terug in de tijd. Zo is de stand van de huismus in de afgelopen twintig jaar meer dan gehalveerd. Ook in omliggende landen gaat de huismus achteruit. De oorzaken zijn divers. Voor de huismus, maar ook de spreeuw en een aantal andere soorten die in de stad tot broeden komen, speelt door de renovatie van oude steden, energietransitie en moderne woningbouw dat het steeds moeilijker wordt om nesten te maken. Verder wordt de toegenomen predatie door o.a. huiskatten en de meer en meer in de stad broedende sperwers als oorzaken van achteruitgang genoemd. De achteruitgang is echter tot stilstand gekomen, want de laatste 10 jaar lijkt het aantal te stabiliseren.
Daarnaast speelt ook de afname van met kruiden begroeide overhoekjes en braaklandjes een belangrijke rol. Daarin komen insecten voor die o.a. de mussen voor hun jongen nodig hebben. Vooral in binnensteden is er nog weinig braakland over en de afstand van de binnensteden tot zulke terreinen aan de rand van steden wordt steeds groter bij groeiende steden. Dit is ook de reden geweest waarom de kuifleeuwerik uit Nederland verdwenen is. Deze soort, die in Nederland bekend staat als een kenmerkende soort van ruderaal terrein, kwam vanaf de jaren negentig alleen nog in stedelijk gebied tot broeden. Daarvoor kwam hij meer in het buitengebied voor, maar door intensivering van het landelijk gebied verdween hij daar als eerste. Hierdoor kwam hij van de jaren negentig in Nederland te boek te staan als een typische soort voor stedelijk gebied. Op Europese schaal wordt de soort nog steeds beschouwd als een typische soort van het boerenland en is deze één van de 39 soorten van Europese Farmland Bird Indicator.
Bronnen
- Boele A., J.W. Vergeer, J van Bruggen, B. Goffin, M. Kavelaars, J. Louwe Kooijmans, K. Koffijberg, A. van Kleunen, J. Schoppers, C. van Turnhout & D. Jansen (2023). Broedvogels in Nederland in 2022. Sovon-rapport 2023/40. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
- Schoppers J., C. van Turnhout, J. Louwe Kooijmans & T. van der Meij. Stadsvogels tellen: Meetnet Urbane Soorten gaat tiende jaar in. De Levende Natuur, juli 2016.
- Schoppers J., A. van Kleunen & M. Wortel (2022). Stadsvogelbalans 2022. Sovon-rapport 2022/88. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen
Relevante informatie
Deze indicator is afkomstig van het Compendium voor de Leefomgeving (CLO). Voor de volledige indicator en eventueel een actuelere versie kunt u deze indicator in het CLO bezoeken.